Doelen: Je kent en overziet verschillende aspecten die komen kijken bij ‘leren en de hersenen’.
Je hebt ervaren wat het effect is van verschillende manieren van vragen stellen aan kinderen.
Je bent in staat om door middel van het stellen van (de juiste) vragen de leerbehoeften van leerlingen te achterhalen.
Je kan opgedane kennis omzetten in een module over ‘leren en de hersenen’ voor leerlingen van de basisschool.
Tijdens deze bijeenkomst lag de nadruk op het stellen van vragen en het ontwikkelen van een module. Ook het overkoepelende thema ‘leren en hersenen’ kwam terug. Graag reflecteer ik op deze bijeenkomst aan de hand van de volgende drie vragen;
- Wat was nieuw voor je?
- Wat heb je daarvan geleerd?
- Wat ben je van plan met deze nieuwe kennis te gaan doen in de stage?
Omdat ik afwezig was tijdens deze bijeenkomst heb ik mijn informatie van de PowerPoint, de bijeenkomstkaart en vanuit diverse bronnen op internet gehaald en van klasgenootjes ontvangen.
Wat was nieuw voor je?
Wat is goed onderwijs, hoe weet je hoe een kind zich voelt, welke leerbehoeften heeft een kind en hoe zorg je dat een kind leren als positief ervaart? Al deze aspecten zijn aan bod gekomen in deze bijeenkomst. Veel is nieuw, maar bijna alles valt terug op de basis van onderwijs; VRAGEN STELLEN. In de bijeenkomst is er gesproken over de manier van reageren op het gedrag van kinderen, zodoende kun je jezelf indelen in een categorie van reageren. Helaas kan ik dit niet terugvinden op internet, maar aan de hand van klasgenoten kan ik wel bedenken wat ik zou zijn; iemand die de leerlingen positief benadert en ze door vragen te stellen op weg helpt naar een antwoord. Ik wil dat de leerlingen zich niet vervelend voelen en ik hoop dat ik netjes reageer op het gedrag van de leerlingen; duidelijk, maar zo dat de leerlingen zich niet voor schut voelen staan. Het maken van een pedagogisch zelfportret en het bekijken van mijn reactiecategorie is nieuw voor me.
Wat heb je daarvan geleerd?
Ik zie mezelf als leerkracht die zich openstelt voor de leerlingen en luistert naar hun behoeften en problemen. Ik heb geleerd dat goed onderwijs bestaat uit observeren, luisteren en vragen stellen. Gezien mijn pedagogische zelfportret kan ik me in deze opvatting goed vinden. Daarnaast heb ik geleerd dat je van een hersenvriendelijke les ook een module kunt maken door alle aspecten van het hersenvriendelijk leren in verschillende lessen te stoppen. Hierdoor wordt het leren op een positieve manier beïnvloed en kan een thema of module als extra effectief worden bevonden.
Wat ben je van plan met deze nieuwe kennis te gaan doen in de stage?
In mijn stage en toekomstige eigen klas wil ik graag extra letten op goed onderwijs. Ik wil dat mijn leerlingen zich ook later nog goede lessen kunnen herinneren en wil dat bereiken door mijn nu opgedane kennis over ‘hersenen en leren’ in te zetten.
“Fun can obviously change behavior for the better.”
vrijdag 28 oktober 2011
vrijdag 7 oktober 2011
Scholen en talentontwikkeling (Toepassingskaart 9)
Doelen: Je kunt de talenttheorieën in je eigen lessen toepassen.
Je kent toepassingsmogelijkheden van talentontwikkeling in scholen.
De Noordwijkse School
De Noordwijkse School, gevestigd te Noordwijk, is een unieke, algemeen, bijzondere basisschool die werkt met een eigen methode om het onderwijs leerzamer en zinvoller te maken. De school richt zich op het werken met de talenten van het kind. Van daaruit kunnen de leerlingen een positieve bijdrage leveren aan de wereld om hem/haar heen. De onderscheidende aspecten van deze school met de Noordwijkse Schoolmethode zijn;
- De combinatie van vaste basisbouwstenen in het ochtendprogramma met flexibele algemene ontwikkelingsonderdelen in vakateliers.
- De school werkt met een overkoepelend thema in de ateliers zodat de samenhang tussen de vakken zichtbaar wordt voor de leerlingen en zodoende wordt een onderwerp diepgaand bestudeerd.
- De leerlingen hebben/krijgen de mogelijkheid om zich te verdiepen in onderwerpen waar hun belangstelling naar uit gaat bovenop de basiskennis voor elk vak.
- Er is structurele aandacht voor persoonlijke en sociale vaardigheden als basisvak en door het hele programma verweven.
- Er is veel interactie tussen de buitenwereld en de school.
- Er is veel aandacht voor de persoonlijke en sociale ontwikkeling van de kinderen.
De school legt nadrukkelijk uit op haar site dat zij niet alleen voor elite is. Iedereen is juist welkom en er wordt veel aandacht besteed aan normen en waarden en wereldgodsdiensten. De Noordwijkse School legt contact met de samenleving. Daarbij zegt de school onderwijs op maat te kunnen aanbieden door de ateliers. Hierdoor is het mogelijk om te differentiëren en is er zelfs gespecialiseerde begeleiding aanwezig.
Visie en de Noordwijkse Schoolmethode
De Noordwijkse school draait nu twee jaar met hun eigen methode. De methode die de school ontwikkeld heeft, bouwt voort op de onderwijsvernieuwers als Montessori, Jenaplan en Dalton. De methode gaat uit van de laatste wetenschappelijke en maatschappelijke inzichten over leren en is ontwikkeld vanuit een duidelijk doel;
“Het doel van de Noordwijkse Schoolmethode is om een kind te laten schitteren met zijn eigen talenten, zodat hij van daaruit een positieve bijdrage kan leveren aan de wereld om zich heen.”
Drie belangrijke aspecten liggen aan de methode ten grondslag;
- Kennis; brede algemene ontwikkeling, kennis maken met de buitenwereld.
- Inzicht; weten wie je bent en wat je wilt, talenten en passies ontdekken en ontwikkelen.
- Vaardigheden; op een positieve manier bijdragen aan de wereld om je heen, persoonlijke en sociale vaardigheden.
Vakateliers en keuzes
De Noordwijkse school wil iedere leerling onderwijs op maat kunnen aanbieden. Dit wordt onder andere gerealiseerd door kleine groepen van maximaal 25 leerlingen bij de basislessen en 12 – 13 leerlingen in de atelierklassen. De leerlingen hebben daarnaast de keuzevrijheid in wat ze willen leren en hoe ze dat willen leren. De school gaat er vanuit dat de leerlingen dan leren met veel meer plezier en veel efficiënter.
Op de Noordwijkse School leer je in de ochtend rekenen en lezen. 's Middags zijn er vakateliers. Daar leer je alles over vakken als geschiedenis, kunst, aardrijkskunde, techniek, biologie, Spaans of koken. Je leert van alle vakken de basis. Ook zijn er regelmatig momenten dat je zelf opdrachten kunt kiezen of kan meedoen aan een speciaal project. De leerlingen mogen zelf een keuze maken voor een vakatelier, maar moet zich wel breed ontwikkelen. Met een speciaal leerlingvolgsysteem wordt bekeken of de leerlingen zich niet eenzijdig ontwikkelen, want doel van de school is om een brede, algemene basis te leggen. Echter kunnen de leerlingen wel zelf ontdekken wat zij leuk vinden en waar ze goed in zijn. “Als een leerlingen geïnteresseerd is in datgene hij/zij aan het doen is, gaat het leren eigenlijk vanzelf.”
Verschillende visies over het werken met talenten in de basisschool
In de reader van Hersenen in Actie is vanaf pagina 42 te lezen welke stijlen/methodes/visies er zijn over het werken met talenten op school en hoe je de talenten van leerlingen in kunt zetten. Onderstaand een kort verslag van de verschillende invalshoeken.
Meervoudige Intelligentie;
Volgens H. Gardner is intelligentie de bekwaamheid om problemen op te lossen en om iets bestaands aan te passen een veranderde omstandigheden. Hij kwam er achter dat mensen dit op verschillende manieren doen en ontwikkelde het model van meervoudige intelligentie. Gardner gelooft dat de talenten die iedereen bezit, niet te vangen zijn in intelligent of niet, maar in acht verschillende soorten intelligenties. Echter zijn in principe alle intelligenties aanwezig bij een mens en de intelligenties kunnen niet los van elkaar gezien worden. De verschillende soorten intelligenties zijn;
- Verbaal – linguïstische intelligentie: in, met en over woorden denken.
Sterke leerlingen houden van lezen, schrijven, spreken en luisteren.
Ontwikkelen door spreekbeurten, debatteren, opstellen schrijven, samenvattingen van lessen schrijven. Ook het leren van een vreemde taal en het verbeteren van taalvaardigheden stimuleren deze intelligentie.
- Logisch – mathematische intelligentie: in, met en over hoeveelheden en verhoudingen denken. Sterke leerlingen houden van het berekenen van uitkomsten, relaties bepalen (oorzaak – gevolg), vraagstukken oplossen en analyseren. Ontwikkelen door vraagstukken oplossen, experimenteren, algoritmen leren en ontwikkelen, voorspellingen doen en verbanden ontdekken.
- Visueel – ruimtelijke intelligentie: in, met en over visuele beelden denken.
Sterke leerlingen houden van tekentjes krabbelen, ontwerpen, tekenen, kleuren combineren, voorwerpen een plaats geven en hebben een goed richtingsgevoel.
Ontwikkelen door kaarten, diagrammen, 2D of 3D-modellen, afbeeldingen en video’s laten maken.
- Muzikaal – ritmische intelligentie: in, met en over muziek denken.
Sterke leerlingen houden van naar muziek luisteren, zelf muziek maken en het waarderen van muziek.
- Lichamelijk – kinesthetische intelligentie: in, met en over bewegingen en gebaren denken. Sterke leerlingen houden van lichamelijke activiteiten, handvaardigheid, toneelspelen en het ontwikkelen van fysieke vaardigheden.
Ontwikkelen door lichaamstaal, dans, kleine en grote motorische vaardigheden en verschillende lichamelijk activiteiten te gebruiken.
- Naturalistische intelligentie: denken over planten, dieren, wolken, stenen en andere natuurverschijnselen. Sterke leerlingen houden van verzamelen, analyseren, bestuderen en zorgen voor planten, dieren en milieu.
- Intrapersoonlijke intelligentie: in, met en over gevoelens, stemmingen en gemoedstoestanden denken. Sterke leerlingen houden van alleen zijn, overpeinzing en gelegenheid om de innerlijke gesteldheid, gedachten, voorkeuren, plannen, fantasieën, herinneringen en gevoelens te onderzoeken. Ontwikkelen door de leerlingen bezig te laten zijn met vrije associatie over hun gevoelens en gedachten.
- Interpersoonlijke intelligentie: anderen begrijpen en succesvol met hen om te gaan. Sterke leerlingen houden van werken met, zorgen voor en leren met anderen. Ontwikkelen door de leerlingen te laten debatteren, gebruik te maken van coöperatief leren, anderen te interviewen en onderzoeken te doen.
De drie leerstijlen volgens Bloom;
Volgens B. Bloom leren mensen op verschillende wijzen. Hij onderscheidt drie deelaspecten bij het leren;
- Cognitief leren (denken): het vermogen om nieuw verworven informatie te koppelen aan betekenisvolle situaties.
- Affectieve leren (voelen): de gevoelens en het gedrag dat het leerproces oproept (koppeling van leren en gevoel).
- Psychomotorische leren (doen): nadruk op fysieke beweging tijdens het leren (actie/toepassing).
Verder ontwikkelde Bloom een theorie waarbij de verschillende niveaus van begrijpen tevoorschijn komen (van minst begrip tot het best begrepen);
- Kennis
- Begrip
- Toepassing
- Analyse
- Synthese
- Evaluatie
De LSY (Learning Style Inventory) van Kolb
Ook Kolb gelooft dat iedereen een persoonlijke leerstijl heeft. Hij onderscheidt echter vier fasen in het leerproces;
- Doener: concreet ervaren
- Bezinner/dromer: waarnemen en overdenken
- Denker: analyseren en abstract denken
- Beslisser: actief experimenteren
De ILS (Inventaris van Leerstijlen) van Vermunt
De heer Vermunt onderscheidt drie leerstijlen in het leerproces;
- De reproductiegerichte stijl: leerlingen met deze stijl vinden reproductie van het geleerd prettig > uit het hoofd leren, stampen.
- De betekenisgerichte stijl: leerlingen met deze stijl richten zich op het vinden van hoofdzaken, ideeën en standpunten. Zij leren vooral uit interesse en willen zo een eigen mening kunnen vormen.
- De toepassingsgerichte stijl: leerlingen met deze stijl willen graag toe kunnen passen wat ze geleerd hebben en hebben daarom behoefte aan voorbeelden die hen duidelijk maakt waar ze de kennis voor nodig kunnen hebben.
Human Dynamics
Deze theorie, ontwikkeld door de Amerikanen Seagal en Horne, gaat over de manier waarop iemand in het algemeen in interactie staat met de omgeving, reageert op medemensen en situaties. Dit is zijn persoonlijkheidsdynamiek.
Net als bij de theorie van Bloom, is de dynamiek van persoonlijkheid te verdelen in de drie aspecten ‘denken’ (mentaal), ‘voelen’ (emotioneel) en ‘doen’ (fysiek). Alle aspecten zijn bij een mens aanwezig, maar een voert de boventoon. De persoonlijkheid wordt een persoonlijkheidsdynamiek wanneer twee aspecten met elkaar gaan samenwerken. Zo ontstaan er negen dynamieken. Het eerste punt is altijd het aspect dat de boventoon voert en een verbinding aangaat met een van de andere aspecten. In het westen zijn echter maar zes van deze verbindingen gezien;
- Mentaal – fysiek: kenmerkend door objectiviteit, kalmte, consequent zijn en autonoom en onafhankelijk gedrag.
- Mentaal – emotioneel: kenmerkend door objectiviteit, relatie met visie en waarden, autonoom en onafhankelijk gedrag.
- Emotioneel – mentaal: kenmerkend door het genereren van nieuwe ideeën, individualisme en communicatie, een heftig temperament en een betrekkelijk stabiele grondstemming.
- Emotioneel – fysiek: kenmerkend door het empathisch zijn, intuïtie en communicatie, sfeergevoelig zijn en creativiteit, ook in organiseren.
- Fysiek – mentaal: kenmerkend door doelgerichtheid, kalmte en nuchterheid, gericht op het praktische en strategische. Identificeert zich met de groep.
- Fysiek – emotioneel: kenmerkend door geduld, nuchterheid, gericht op het praktische en men is zich bewust van eigen gevoelens.
In de praktijk zijn deze verschillende aspecten van het aanpakken van een leerproces te zien bij het maken van een opdracht. Het mentale kind denkt eerst na en gaat dan aan de oplossing werken. Het emotionele kind probeert meteen van alles en nog wat. Het fysieke kind probeert vooral praktisch reële mogelijkheden uit. Elk kind heeft dus zijn eigen aanpak. Daarachter zit de eigen instelling, die niet altijd zichtbaar wordt in de wijze waarop iets wordt aangepakt.
Strategieën om beter les te geven (door F. van Egmond van de Noordwijkse School)
Zinvol en betekenisvol
- Min of meer bepaalt de overheid welke kennis zinvol is aan de hand van de leerlijnen en kerndoelen. Wat betekenisvol is kan een docent of een leerling zelf bepalen; wat vind je interessant, wat sluit aan bij wat je weet en waar heb je wat aan? De uitdaging is om zinvolle kennis ook betekenisvol te maken voor de leerlingen. De leerlingen slaan de kennis dan gemakkelijker op in het lange termijn geheugen en verwerken de kennis beter.
Hoe zorg je ervoor dat kennis wordt geïntegreerd in de kennisboom van een kind en toegepast kan worden in nieuwe situaties?
- Kennis moet worden geïntegreerd in de kennisboom van een kind, zodat het deel gaat uitmaken van het systeem van verworven kennis, vaardigheden en persoonlijke kenmerken. Dan kan een kind de nieuwe kennis toepassen in nieuwe situaties. Kennis kan het beste geleerd worden vanuit concrete situaties, zo is de kans dat iemand deze kennis ook inzet in andere situaties groter. Door te overdenken en analyseren wat je nu eigenlijk hebt geleerd, geef je betekenis aan het geleerde. Dit versterkt de verankering in het lange termijn geheugen en de verbindingen van de nieuwe kennis met de bestaande kennis.
Het leven wordt vooruit geleefd en achteraf begrepen (‘Kierkegaard’)
- Op school wordt er van alles geleerd in fragmenten. Uiteindelijk hopen we dat de leerlingen die fragmenten bij elkaar rapen en ze toepassen in de praktijk. Helaas blijkt dit niet te werken op deze manier. Een alternatief is om meer leerstof vorm te geven vanuit concrete situaties; leren door te doen, vallen en opstaan. Het begrijpen van nieuwe kennis en vaardigheden vindt plaats tijdens reflectiemomenten. Op zo’n moment kijkt de leerling naar wat hij heeft gedaan en wat hij nu eigenlijk heeft geleerd.
Structuur en vrijheid
- Alle kinderen hebben structuur nodig. Je kunt onderscheid maken tussen externe structuur, aangebracht door een juf of meester, en interne structuur, die een kind zelf ontwikkelt. Als docent breng je structuur door regels en dagindeling, maar ook een stappenplan voor een opdracht. Binnen die structuur kun je de leerlingen heel wat vrijheid bieden. Wanneer je een kind externe structuur aanleert, zal het zelf ook steeds meer interne structuur ontwikkelen. Geef de leerlingen binnen een kader verantwoordelijkheid.
Kennis maken met de wereld om je heen en afspraken maken
- Kinderen moeten kennis kunnen maken met allerlei aspecten van de wereld om hen heen. School moet de plaats zijn waar ze deze kennis van de ‘echte’ wereld kunnen opdoen. Omdat kinderen zelf ook deel uitmaken van deze wereld is het van belang dat ze de ruimte krijgen om vanuit het aanbod ook zelf keuzes kunnen maken. Door ze te leren zelf na te denken over hun leren, worden ze zelf medeverantwoordelijk voor hun ontwikkeling. Door een kind te betrekken bij zijn eigen leerproces ontstaat er een producerende leerling in plaats van consumerende leerling. Maak duidelijke afspraken over de leerbehoefte van het kind en de doelen die je stelt.
Leren en vragen stellen
- Door vragen te stellen kunnen de kinderen onder begeleiding van de docent zelf op zoek gaan naar antwoorden. Hun hersenen gaan aan het werk om na te denken over het onderwerp en ze raken betrokken bij een onderwerp. Als kinderen gewend raken aan deze manier van werken, zullen ze zelf steeds meer vragen bedenken bij de onderwerpen die aan bod zijn. Ze krijgen hun natuurlijker nieuwsgierigheid terug en willen graag nieuwe dingen weten. Forgarty onderscheidt drie niveaus van informatieverwerking;
Het verzamelniveau waarbij het gaat om ruwe informatie. Het zijn losse feiten die nog niet zijn opgenomen in de kennisstructuur van het kind.
Het verwerkingsniveau waarbij de leerling de kennis gaat verwerken en nieuwe informatie koppelt aan de kennis die hij al heeft.
Het toepassingsniveau waarbij de leerling onderzoekt hoe hij de nieuwe kennis kan toepassen. Hij creëert nieuwe situaties waarin de nieuwe kennis een rol kan spelen. Betrek kinderen dus bij de lesstof door ze te laten denken. Gebruik hiervoor zoveel mogelijk open vragen.
Je moet woekeren met je talenten (‘Mattheüs 25’)
- Probeer vanuit de talenten van een kind de zwakkere punten te verbeteren. De meeste aandacht gaat naar deficiënties en niet naar talenten. Echter, de energie die gestoken wordt in het wegwerken van tekorten is vele malen groter dat het rendement dat gehaald wordt. De leerling raakt in een vicieuze cirkel door negatieve benadering. Een alternatief is om juist te focussen op de talenten van een kind en deze zo veel mogelijk te stimuleren. Je kunt dan als docent proberen om vanuit talenten van een kind de zwakkere plekken te verbeteren. Dit kan door middel van de volgende visies:
1. Het stimuleren van talenten van een kind leidt tot sterkere hersenverbinding en heeft daarmee een positief effect op het algemeen leerrendement op meerdere gebieden
2. Door zwakke leerpunten te koppelen aan talentgebieden van een kind, kun je vanuit een talent denken leerpunten verbeteren (dus zet het talent van een kind in en ga vanuit daaruit een concrete leersituatie creëren).
3. Door positieve leerervaringen stijgt het zelfvertrouwen van kinderen en daarmee het leervermogen en de motivatie om te leren.
Je kent toepassingsmogelijkheden van talentontwikkeling in scholen.
De Noordwijkse School
De Noordwijkse School, gevestigd te Noordwijk, is een unieke, algemeen, bijzondere basisschool die werkt met een eigen methode om het onderwijs leerzamer en zinvoller te maken. De school richt zich op het werken met de talenten van het kind. Van daaruit kunnen de leerlingen een positieve bijdrage leveren aan de wereld om hem/haar heen. De onderscheidende aspecten van deze school met de Noordwijkse Schoolmethode zijn;
- De combinatie van vaste basisbouwstenen in het ochtendprogramma met flexibele algemene ontwikkelingsonderdelen in vakateliers.
- De school werkt met een overkoepelend thema in de ateliers zodat de samenhang tussen de vakken zichtbaar wordt voor de leerlingen en zodoende wordt een onderwerp diepgaand bestudeerd.
- De leerlingen hebben/krijgen de mogelijkheid om zich te verdiepen in onderwerpen waar hun belangstelling naar uit gaat bovenop de basiskennis voor elk vak.
- Er is structurele aandacht voor persoonlijke en sociale vaardigheden als basisvak en door het hele programma verweven.
- Er is veel interactie tussen de buitenwereld en de school.
- Er is veel aandacht voor de persoonlijke en sociale ontwikkeling van de kinderen.
De school legt nadrukkelijk uit op haar site dat zij niet alleen voor elite is. Iedereen is juist welkom en er wordt veel aandacht besteed aan normen en waarden en wereldgodsdiensten. De Noordwijkse School legt contact met de samenleving. Daarbij zegt de school onderwijs op maat te kunnen aanbieden door de ateliers. Hierdoor is het mogelijk om te differentiëren en is er zelfs gespecialiseerde begeleiding aanwezig.
Visie en de Noordwijkse Schoolmethode
De Noordwijkse school draait nu twee jaar met hun eigen methode. De methode die de school ontwikkeld heeft, bouwt voort op de onderwijsvernieuwers als Montessori, Jenaplan en Dalton. De methode gaat uit van de laatste wetenschappelijke en maatschappelijke inzichten over leren en is ontwikkeld vanuit een duidelijk doel;
“Het doel van de Noordwijkse Schoolmethode is om een kind te laten schitteren met zijn eigen talenten, zodat hij van daaruit een positieve bijdrage kan leveren aan de wereld om zich heen.”
Drie belangrijke aspecten liggen aan de methode ten grondslag;
- Kennis; brede algemene ontwikkeling, kennis maken met de buitenwereld.
- Inzicht; weten wie je bent en wat je wilt, talenten en passies ontdekken en ontwikkelen.
- Vaardigheden; op een positieve manier bijdragen aan de wereld om je heen, persoonlijke en sociale vaardigheden.
Vakateliers en keuzes
De Noordwijkse school wil iedere leerling onderwijs op maat kunnen aanbieden. Dit wordt onder andere gerealiseerd door kleine groepen van maximaal 25 leerlingen bij de basislessen en 12 – 13 leerlingen in de atelierklassen. De leerlingen hebben daarnaast de keuzevrijheid in wat ze willen leren en hoe ze dat willen leren. De school gaat er vanuit dat de leerlingen dan leren met veel meer plezier en veel efficiënter.
Op de Noordwijkse School leer je in de ochtend rekenen en lezen. 's Middags zijn er vakateliers. Daar leer je alles over vakken als geschiedenis, kunst, aardrijkskunde, techniek, biologie, Spaans of koken. Je leert van alle vakken de basis. Ook zijn er regelmatig momenten dat je zelf opdrachten kunt kiezen of kan meedoen aan een speciaal project. De leerlingen mogen zelf een keuze maken voor een vakatelier, maar moet zich wel breed ontwikkelen. Met een speciaal leerlingvolgsysteem wordt bekeken of de leerlingen zich niet eenzijdig ontwikkelen, want doel van de school is om een brede, algemene basis te leggen. Echter kunnen de leerlingen wel zelf ontdekken wat zij leuk vinden en waar ze goed in zijn. “Als een leerlingen geïnteresseerd is in datgene hij/zij aan het doen is, gaat het leren eigenlijk vanzelf.”
Verschillende visies over het werken met talenten in de basisschool
In de reader van Hersenen in Actie is vanaf pagina 42 te lezen welke stijlen/methodes/visies er zijn over het werken met talenten op school en hoe je de talenten van leerlingen in kunt zetten. Onderstaand een kort verslag van de verschillende invalshoeken.
Meervoudige Intelligentie;
Volgens H. Gardner is intelligentie de bekwaamheid om problemen op te lossen en om iets bestaands aan te passen een veranderde omstandigheden. Hij kwam er achter dat mensen dit op verschillende manieren doen en ontwikkelde het model van meervoudige intelligentie. Gardner gelooft dat de talenten die iedereen bezit, niet te vangen zijn in intelligent of niet, maar in acht verschillende soorten intelligenties. Echter zijn in principe alle intelligenties aanwezig bij een mens en de intelligenties kunnen niet los van elkaar gezien worden. De verschillende soorten intelligenties zijn;
- Verbaal – linguïstische intelligentie: in, met en over woorden denken.
Sterke leerlingen houden van lezen, schrijven, spreken en luisteren.
Ontwikkelen door spreekbeurten, debatteren, opstellen schrijven, samenvattingen van lessen schrijven. Ook het leren van een vreemde taal en het verbeteren van taalvaardigheden stimuleren deze intelligentie.
- Logisch – mathematische intelligentie: in, met en over hoeveelheden en verhoudingen denken. Sterke leerlingen houden van het berekenen van uitkomsten, relaties bepalen (oorzaak – gevolg), vraagstukken oplossen en analyseren. Ontwikkelen door vraagstukken oplossen, experimenteren, algoritmen leren en ontwikkelen, voorspellingen doen en verbanden ontdekken.
- Visueel – ruimtelijke intelligentie: in, met en over visuele beelden denken.
Sterke leerlingen houden van tekentjes krabbelen, ontwerpen, tekenen, kleuren combineren, voorwerpen een plaats geven en hebben een goed richtingsgevoel.
Ontwikkelen door kaarten, diagrammen, 2D of 3D-modellen, afbeeldingen en video’s laten maken.
- Muzikaal – ritmische intelligentie: in, met en over muziek denken.
Sterke leerlingen houden van naar muziek luisteren, zelf muziek maken en het waarderen van muziek.
- Lichamelijk – kinesthetische intelligentie: in, met en over bewegingen en gebaren denken. Sterke leerlingen houden van lichamelijke activiteiten, handvaardigheid, toneelspelen en het ontwikkelen van fysieke vaardigheden.
Ontwikkelen door lichaamstaal, dans, kleine en grote motorische vaardigheden en verschillende lichamelijk activiteiten te gebruiken.
- Naturalistische intelligentie: denken over planten, dieren, wolken, stenen en andere natuurverschijnselen. Sterke leerlingen houden van verzamelen, analyseren, bestuderen en zorgen voor planten, dieren en milieu.
- Intrapersoonlijke intelligentie: in, met en over gevoelens, stemmingen en gemoedstoestanden denken. Sterke leerlingen houden van alleen zijn, overpeinzing en gelegenheid om de innerlijke gesteldheid, gedachten, voorkeuren, plannen, fantasieën, herinneringen en gevoelens te onderzoeken. Ontwikkelen door de leerlingen bezig te laten zijn met vrije associatie over hun gevoelens en gedachten.
- Interpersoonlijke intelligentie: anderen begrijpen en succesvol met hen om te gaan. Sterke leerlingen houden van werken met, zorgen voor en leren met anderen. Ontwikkelen door de leerlingen te laten debatteren, gebruik te maken van coöperatief leren, anderen te interviewen en onderzoeken te doen.
De drie leerstijlen volgens Bloom;
Volgens B. Bloom leren mensen op verschillende wijzen. Hij onderscheidt drie deelaspecten bij het leren;
- Cognitief leren (denken): het vermogen om nieuw verworven informatie te koppelen aan betekenisvolle situaties.
- Affectieve leren (voelen): de gevoelens en het gedrag dat het leerproces oproept (koppeling van leren en gevoel).
- Psychomotorische leren (doen): nadruk op fysieke beweging tijdens het leren (actie/toepassing).
Verder ontwikkelde Bloom een theorie waarbij de verschillende niveaus van begrijpen tevoorschijn komen (van minst begrip tot het best begrepen);
- Kennis
- Begrip
- Toepassing
- Analyse
- Synthese
- Evaluatie
De LSY (Learning Style Inventory) van Kolb
Ook Kolb gelooft dat iedereen een persoonlijke leerstijl heeft. Hij onderscheidt echter vier fasen in het leerproces;
- Doener: concreet ervaren
- Bezinner/dromer: waarnemen en overdenken
- Denker: analyseren en abstract denken
- Beslisser: actief experimenteren
De ILS (Inventaris van Leerstijlen) van Vermunt
De heer Vermunt onderscheidt drie leerstijlen in het leerproces;
- De reproductiegerichte stijl: leerlingen met deze stijl vinden reproductie van het geleerd prettig > uit het hoofd leren, stampen.
- De betekenisgerichte stijl: leerlingen met deze stijl richten zich op het vinden van hoofdzaken, ideeën en standpunten. Zij leren vooral uit interesse en willen zo een eigen mening kunnen vormen.
- De toepassingsgerichte stijl: leerlingen met deze stijl willen graag toe kunnen passen wat ze geleerd hebben en hebben daarom behoefte aan voorbeelden die hen duidelijk maakt waar ze de kennis voor nodig kunnen hebben.
Human Dynamics
Deze theorie, ontwikkeld door de Amerikanen Seagal en Horne, gaat over de manier waarop iemand in het algemeen in interactie staat met de omgeving, reageert op medemensen en situaties. Dit is zijn persoonlijkheidsdynamiek.
Net als bij de theorie van Bloom, is de dynamiek van persoonlijkheid te verdelen in de drie aspecten ‘denken’ (mentaal), ‘voelen’ (emotioneel) en ‘doen’ (fysiek). Alle aspecten zijn bij een mens aanwezig, maar een voert de boventoon. De persoonlijkheid wordt een persoonlijkheidsdynamiek wanneer twee aspecten met elkaar gaan samenwerken. Zo ontstaan er negen dynamieken. Het eerste punt is altijd het aspect dat de boventoon voert en een verbinding aangaat met een van de andere aspecten. In het westen zijn echter maar zes van deze verbindingen gezien;
- Mentaal – fysiek: kenmerkend door objectiviteit, kalmte, consequent zijn en autonoom en onafhankelijk gedrag.
- Mentaal – emotioneel: kenmerkend door objectiviteit, relatie met visie en waarden, autonoom en onafhankelijk gedrag.
- Emotioneel – mentaal: kenmerkend door het genereren van nieuwe ideeën, individualisme en communicatie, een heftig temperament en een betrekkelijk stabiele grondstemming.
- Emotioneel – fysiek: kenmerkend door het empathisch zijn, intuïtie en communicatie, sfeergevoelig zijn en creativiteit, ook in organiseren.
- Fysiek – mentaal: kenmerkend door doelgerichtheid, kalmte en nuchterheid, gericht op het praktische en strategische. Identificeert zich met de groep.
- Fysiek – emotioneel: kenmerkend door geduld, nuchterheid, gericht op het praktische en men is zich bewust van eigen gevoelens.
In de praktijk zijn deze verschillende aspecten van het aanpakken van een leerproces te zien bij het maken van een opdracht. Het mentale kind denkt eerst na en gaat dan aan de oplossing werken. Het emotionele kind probeert meteen van alles en nog wat. Het fysieke kind probeert vooral praktisch reële mogelijkheden uit. Elk kind heeft dus zijn eigen aanpak. Daarachter zit de eigen instelling, die niet altijd zichtbaar wordt in de wijze waarop iets wordt aangepakt.
Strategieën om beter les te geven (door F. van Egmond van de Noordwijkse School)
Zinvol en betekenisvol
- Min of meer bepaalt de overheid welke kennis zinvol is aan de hand van de leerlijnen en kerndoelen. Wat betekenisvol is kan een docent of een leerling zelf bepalen; wat vind je interessant, wat sluit aan bij wat je weet en waar heb je wat aan? De uitdaging is om zinvolle kennis ook betekenisvol te maken voor de leerlingen. De leerlingen slaan de kennis dan gemakkelijker op in het lange termijn geheugen en verwerken de kennis beter.
Hoe zorg je ervoor dat kennis wordt geïntegreerd in de kennisboom van een kind en toegepast kan worden in nieuwe situaties?
- Kennis moet worden geïntegreerd in de kennisboom van een kind, zodat het deel gaat uitmaken van het systeem van verworven kennis, vaardigheden en persoonlijke kenmerken. Dan kan een kind de nieuwe kennis toepassen in nieuwe situaties. Kennis kan het beste geleerd worden vanuit concrete situaties, zo is de kans dat iemand deze kennis ook inzet in andere situaties groter. Door te overdenken en analyseren wat je nu eigenlijk hebt geleerd, geef je betekenis aan het geleerde. Dit versterkt de verankering in het lange termijn geheugen en de verbindingen van de nieuwe kennis met de bestaande kennis.
Het leven wordt vooruit geleefd en achteraf begrepen (‘Kierkegaard’)
- Op school wordt er van alles geleerd in fragmenten. Uiteindelijk hopen we dat de leerlingen die fragmenten bij elkaar rapen en ze toepassen in de praktijk. Helaas blijkt dit niet te werken op deze manier. Een alternatief is om meer leerstof vorm te geven vanuit concrete situaties; leren door te doen, vallen en opstaan. Het begrijpen van nieuwe kennis en vaardigheden vindt plaats tijdens reflectiemomenten. Op zo’n moment kijkt de leerling naar wat hij heeft gedaan en wat hij nu eigenlijk heeft geleerd.
Structuur en vrijheid
- Alle kinderen hebben structuur nodig. Je kunt onderscheid maken tussen externe structuur, aangebracht door een juf of meester, en interne structuur, die een kind zelf ontwikkelt. Als docent breng je structuur door regels en dagindeling, maar ook een stappenplan voor een opdracht. Binnen die structuur kun je de leerlingen heel wat vrijheid bieden. Wanneer je een kind externe structuur aanleert, zal het zelf ook steeds meer interne structuur ontwikkelen. Geef de leerlingen binnen een kader verantwoordelijkheid.
Kennis maken met de wereld om je heen en afspraken maken
- Kinderen moeten kennis kunnen maken met allerlei aspecten van de wereld om hen heen. School moet de plaats zijn waar ze deze kennis van de ‘echte’ wereld kunnen opdoen. Omdat kinderen zelf ook deel uitmaken van deze wereld is het van belang dat ze de ruimte krijgen om vanuit het aanbod ook zelf keuzes kunnen maken. Door ze te leren zelf na te denken over hun leren, worden ze zelf medeverantwoordelijk voor hun ontwikkeling. Door een kind te betrekken bij zijn eigen leerproces ontstaat er een producerende leerling in plaats van consumerende leerling. Maak duidelijke afspraken over de leerbehoefte van het kind en de doelen die je stelt.
Leren en vragen stellen
- Door vragen te stellen kunnen de kinderen onder begeleiding van de docent zelf op zoek gaan naar antwoorden. Hun hersenen gaan aan het werk om na te denken over het onderwerp en ze raken betrokken bij een onderwerp. Als kinderen gewend raken aan deze manier van werken, zullen ze zelf steeds meer vragen bedenken bij de onderwerpen die aan bod zijn. Ze krijgen hun natuurlijker nieuwsgierigheid terug en willen graag nieuwe dingen weten. Forgarty onderscheidt drie niveaus van informatieverwerking;
Het verzamelniveau waarbij het gaat om ruwe informatie. Het zijn losse feiten die nog niet zijn opgenomen in de kennisstructuur van het kind.
Het verwerkingsniveau waarbij de leerling de kennis gaat verwerken en nieuwe informatie koppelt aan de kennis die hij al heeft.
Het toepassingsniveau waarbij de leerling onderzoekt hoe hij de nieuwe kennis kan toepassen. Hij creëert nieuwe situaties waarin de nieuwe kennis een rol kan spelen. Betrek kinderen dus bij de lesstof door ze te laten denken. Gebruik hiervoor zoveel mogelijk open vragen.
Je moet woekeren met je talenten (‘Mattheüs 25’)
- Probeer vanuit de talenten van een kind de zwakkere punten te verbeteren. De meeste aandacht gaat naar deficiënties en niet naar talenten. Echter, de energie die gestoken wordt in het wegwerken van tekorten is vele malen groter dat het rendement dat gehaald wordt. De leerling raakt in een vicieuze cirkel door negatieve benadering. Een alternatief is om juist te focussen op de talenten van een kind en deze zo veel mogelijk te stimuleren. Je kunt dan als docent proberen om vanuit talenten van een kind de zwakkere plekken te verbeteren. Dit kan door middel van de volgende visies:
1. Het stimuleren van talenten van een kind leidt tot sterkere hersenverbinding en heeft daarmee een positief effect op het algemeen leerrendement op meerdere gebieden
2. Door zwakke leerpunten te koppelen aan talentgebieden van een kind, kun je vanuit een talent denken leerpunten verbeteren (dus zet het talent van een kind in en ga vanuit daaruit een concrete leersituatie creëren).
3. Door positieve leerervaringen stijgt het zelfvertrouwen van kinderen en daarmee het leervermogen en de motivatie om te leren.
Bijeenkomst 6: Talenten
Doelen: Je kunt aangeven welke samenhang bestaat tussen hersenontwikkeling en talenten.
Je kunt verschillende theorieën die aansluiten bij talenten benoemen.
Je kent de case-study “talenten op de Noordwijkse school”.
Je kunt de talenttheorieën in een rekenles toepassen.
Je kent toepassingsmogelijkheden van talentontwikkeling in scholen.
Tijdens deze bijeenkomst lag de nadruk op het ontdekken van talenten bij leerlingen en deze benutten. Ook meervoudige intelligentie kwam in deze bijeenkomst aan bod. Graag reflecteer ik op deze bijeenkomst aan de hand van de volgende drie vragen;
- Wat was nieuw voor je?
- Wat heb je daarvan geleerd?
- Wat ben je van plan met deze nieuwe kennis te gaan doen in de stage?
Wat was nieuw voor je?
Deze bijeenkomst vond ik zeer interessant, omdat een van mijn doelen dit jaar is om me meer te verdiepen in de Meervoudige Intelligentie. Tijdens deze bijeenkomst heb ik daarom een hoop nieuwe kennis kunnen/mogen opzuigen. Nieuw voor me was bijvoorbeeld de kennismaking met Atelierscholen waar de talenten van de leerlingen optimaal worden benut. Daarnaast hebben we een filmpje gekeken over de Noordwijkse school waarop de werking van de atelierscholen werd getoond. Daarnaast hebben we een test gedaan in de bijeenkomst waaruit bleek in welk talent jij uitblinkt. Ik wist niet dat hier testen voor waren en vond het interessant om mezelf te vinden in de verbaal - linguïstische intelligentie. Als laatste hebben we het kort gehad over het inzetten van talent in de klas en hoe dit kan helpen bij het vergroten van de kennis.
Wat heb je daarvan geleerd?
Zoals ik hierboven al vermeldde heb ik tijdens deze bijeenkomst heerlijk geluisterd en geleerd. Wat mij het meest is bijgebleven, is het ontdekken van de verschillende talenten en deze gebruiken in bijvoorbeeld verschillende lesopeningen. Ik vond dit ook een heel leuke opdracht, omdat we zo vanuit ons eigen perspectief iets konden leren en maken. Zo ontdekte ik ook direct het verband tussen het inzetten van talenten en het vergroten van kennis. Wanneer er gewerkt wordt met de talenten van leerlingen heeft dit een positief effect op de hersenontwikkeling en worden de hersenverbindingen sterker gemaakt; een soort diepteontwikkeling. Ook kan het zo zijn dat de kennis wordt verbreed doordat integratie plaatsvindt tussen verschillende kennis- en vaardighedengebieden. Zo wordt het kennisnet uitgebreid en sterker.
Naast dit verband heb ik geleerd over atelierscholen. Dit zijn scholen waarbij leerlingen de ruimte krijgen om hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Doordat leerlingen de keuze krijgen om iets te kiezen wat bij hun talent past, leren ze met meer plezier en veel efficiënter.
Die talenten kunnen spontaan worden ontdekt, maar ook min of meer worden getest via een MI-test. Bij deze Meervoudige Intelligentietest, geïnspireerd op de theorie van Gardner, zijn acht verschillende intelligentiegebieden. Elk gebied omvat een talent waarin een leerling uitblinkt. In de Intelligentietest die wij hebben gedaan, kwam ik uit bij de verbaal – linguïstische intelligentie en bij het interpersoonlijke. Ik herken mezelf hier wel in en ben benieuwd wat ik hier mee kan doen in de toekomst.
Wat ben je van plan met deze nieuwe kennis te gaan doen in de stage?
Na deze bijeenkomst ben ik erg benieuwd naar het inzetten van de Meervoudige Intelligenties tijdens een les. Daarom wil ik me na mijn toepassingskaarten heel graag nog meer verdiepen in deze intelligenties en dit uitproberen in mijn stageklas. Ik denk dat het de leerlingen kan stimuleren en enthousiasmeren wanneer ze merken dat ze de stof op een andere manier beter begrijpen of wel kunnen leren.
Je kunt verschillende theorieën die aansluiten bij talenten benoemen.
Je kent de case-study “talenten op de Noordwijkse school”.
Je kunt de talenttheorieën in een rekenles toepassen.
Je kent toepassingsmogelijkheden van talentontwikkeling in scholen.
Tijdens deze bijeenkomst lag de nadruk op het ontdekken van talenten bij leerlingen en deze benutten. Ook meervoudige intelligentie kwam in deze bijeenkomst aan bod. Graag reflecteer ik op deze bijeenkomst aan de hand van de volgende drie vragen;
- Wat was nieuw voor je?
- Wat heb je daarvan geleerd?
- Wat ben je van plan met deze nieuwe kennis te gaan doen in de stage?
Wat was nieuw voor je?
Deze bijeenkomst vond ik zeer interessant, omdat een van mijn doelen dit jaar is om me meer te verdiepen in de Meervoudige Intelligentie. Tijdens deze bijeenkomst heb ik daarom een hoop nieuwe kennis kunnen/mogen opzuigen. Nieuw voor me was bijvoorbeeld de kennismaking met Atelierscholen waar de talenten van de leerlingen optimaal worden benut. Daarnaast hebben we een filmpje gekeken over de Noordwijkse school waarop de werking van de atelierscholen werd getoond. Daarnaast hebben we een test gedaan in de bijeenkomst waaruit bleek in welk talent jij uitblinkt. Ik wist niet dat hier testen voor waren en vond het interessant om mezelf te vinden in de verbaal - linguïstische intelligentie. Als laatste hebben we het kort gehad over het inzetten van talent in de klas en hoe dit kan helpen bij het vergroten van de kennis.
Wat heb je daarvan geleerd?
Zoals ik hierboven al vermeldde heb ik tijdens deze bijeenkomst heerlijk geluisterd en geleerd. Wat mij het meest is bijgebleven, is het ontdekken van de verschillende talenten en deze gebruiken in bijvoorbeeld verschillende lesopeningen. Ik vond dit ook een heel leuke opdracht, omdat we zo vanuit ons eigen perspectief iets konden leren en maken. Zo ontdekte ik ook direct het verband tussen het inzetten van talenten en het vergroten van kennis. Wanneer er gewerkt wordt met de talenten van leerlingen heeft dit een positief effect op de hersenontwikkeling en worden de hersenverbindingen sterker gemaakt; een soort diepteontwikkeling. Ook kan het zo zijn dat de kennis wordt verbreed doordat integratie plaatsvindt tussen verschillende kennis- en vaardighedengebieden. Zo wordt het kennisnet uitgebreid en sterker.
Naast dit verband heb ik geleerd over atelierscholen. Dit zijn scholen waarbij leerlingen de ruimte krijgen om hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Doordat leerlingen de keuze krijgen om iets te kiezen wat bij hun talent past, leren ze met meer plezier en veel efficiënter.
Die talenten kunnen spontaan worden ontdekt, maar ook min of meer worden getest via een MI-test. Bij deze Meervoudige Intelligentietest, geïnspireerd op de theorie van Gardner, zijn acht verschillende intelligentiegebieden. Elk gebied omvat een talent waarin een leerling uitblinkt. In de Intelligentietest die wij hebben gedaan, kwam ik uit bij de verbaal – linguïstische intelligentie en bij het interpersoonlijke. Ik herken mezelf hier wel in en ben benieuwd wat ik hier mee kan doen in de toekomst.
Wat ben je van plan met deze nieuwe kennis te gaan doen in de stage?
Na deze bijeenkomst ben ik erg benieuwd naar het inzetten van de Meervoudige Intelligenties tijdens een les. Daarom wil ik me na mijn toepassingskaarten heel graag nog meer verdiepen in deze intelligenties en dit uitproberen in mijn stageklas. Ik denk dat het de leerlingen kan stimuleren en enthousiasmeren wanneer ze merken dat ze de stof op een andere manier beter begrijpen of wel kunnen leren.
Abonneren op:
Posts (Atom)