Je krijgt zicht op de rol die een leerkracht kan spelen door aan te sluiten op de zone van naaste ontwikkeling.
Je maakt de theorie concreet door deze in beelden te vangen.
Je kan;
- de observatie bij de juiste onderwijsvisie plaatsen.
- jouw keuzes onderbouwen
- de verwerkingsopdracht (bij de observatie) vanuit een ontwikkelingsgerichte visie uitvoeren
- aantonen dat je kennis van en inzicht hebt in het gebruik van de cirkel van basisontwikkeling.
De cirkel van basisontwikkeling:
Voor het jonge kind gaat het erom een goede basis te leggen voor de verdere ontwikkeling van de leerling. Het gaat erom deze brede basis voor ontwikkeling te leggen in de onderbouw, waarin kennis en vaardigheden een zinvolle plaats innemen. Voorwaarden voor verdere ontwikkeling vertellen dat het noodzakelijk is dat leerlingen “goed in hun vel zitten”, “beschikken over voldoende zelfvertrouwen” en “nieuwsgierig zijn naar de wereld om hen heen”. De begeleiding van het kind werkt met doelen als “kunnen samenwerken”, “initiatieven nemen en plannen maken”, “kunnen communiceren” en “met symbolen om kunnen gaan”. De cirkel van basisontwikkeling geeft deze ontwikkelings- en leerprocessen precies aan. De cirkel kan van binnen naar buiten werken, waarbij de leerling een of meerdere van de voorwaarden bezit. Wanneer de cirkel van buiten naar binnen wordt gelezen, dragen specifieke vaardigheden er toe bij dat de brede basis wordt verbeterd en zodoende een van de voorwaarden wordt versterkt.
De cirkel heeft de volgende terreinen;
- De binnenste ring: hierin bevinden zich de basiskenmerken. Zij vormen de voorwaarden om het ontwikkelings- en leerproces in gang te zetten.
- De middelste ring: deze ring wordt gevormd door de aspecten van de brede basis. De opbouw van de ringen geeft ook de opbouw in ontwikkeling aan. Wanneer er op deze gebieden iets fout gaat, is de kans groot dat het ontwikkelen van de specifieke vaardigheden moeizaam gaat.
- De buitenste ring: hierin bevinden zich de specifieke vaardigheden en kennis. Dit zijn de details die de ontwikkeling steeds verder uitbreiden. Echter; zonder enige binnenringen gebeurt er hier weinig tot niets aan ontwikkeling. Wel kan het een leerling stimuleren om meer van zichzelf te uiten, te laten zien, naar boven te laten komen.
De uitwerking van de cirkel van basisontwikkeling komt tot uiting in de kernactiviteiten. Dit gaat om vijf gebieden die zich in de loop van de onderbouw volop tot een steeds hoger niveau ontwikkeling bij het jonge kind. Deze ontwikkelingsgebieden bestaan uit “spelen”, “construeren”, “rekenen”, “spreken en luisteren” en “schrijven”. De gedachte achter de cirkel van basisontwikkeling is; hoe beter de kwaliteit van de ontwikkelingsgebieden, hoe meer kans er zal zijn op de ontwikkeling van de brede basis. Daarnaast is het de bedoeling dat de leerkracht de leerling in deze ontwikkelingsgebieden begeleidt, doordat hij de leerling uitdaagt tot groeien. Anders gezegd; de docent zorgt voor ruimte in de zone van naaste ontwikkeling. De leerlingen kunnen uitgedaagd en gestimuleerd worden om nieuwe ontwikkelingsstappen te zetten binnen de vijf ontwikkelingsgebieden.
Kernactiviteiten:
Kernactiviteiten zijn dus de ontwikkelingsperspectieven van het jonge kind. Deze vijf gebieden worden in de onderbouw flink ontwikkeld.
Spelen:
In de spelactiviteiten hebben de kinderen een grote vrijheid van handelen. Ze handelen actief en geven betekenis aan situaties en voorwerpen. De kinderen bepalen hun eigen regels tijdens het spel.
1. Van bewegingsspel naar manipulerend spel
Verkennen van de dingen.
2. Van manipulerend spel naar rolgebonden spel
Verkennen van handelingen van mensen in relatie tot de dingen.
3. Van rolgebonden spel naar gezamenlijk thematisch rollenspel
Rolgebonden handelingen op basis van een gezamenlijk geaccepteerd spelidee.
4. Van gezamenlijk thematisch rollenspel naar bewuste leeractiviteit
Leeractiviteiten worden zichtbaar.
Spelen; Balspel in de pauze
Fase 3; gezamenlijk thematisch rollenspel
Construeren:
Binnen deze activiteiten hebben kinderen een minder grote vrijheid van handelen dan tijdens de spelactiviteiten. Dit komt omdat de materialen en middelen om tot een product te komen, het handelen sturen. In tegenstelling tot de spelactiviteiten staat er bij het construeren een doel voor ogen, het te maken product.
1. Van manipuleren naar experimenteren
2. Van experimenteren naar ontdekken en benoemen
3. Van ontdekken en benoemen naar opzettelijk maken
4. Van opzettelijk maken naar producten voor spelverrijking
5. Van producten voor spelverrijking naar precieze constructies maken
Construeren; Kralenplank bij het planbord
Fase 5; het maken van precieze constructies
Reken – wiskundeactiviteiten:
Reken en wiskunde komen we dagelijks tegen in uiteenlopende situaties. Meten, tellen, klokkijken, vergelijken etc. zijn veel voorkomende handelingen. Ook tijdens de spelactiviteiten en constructieve activiteiten komt rekenen en wiskunde terug.
1. Van manipulerend spel (wiskunde verschuilt zich in het handelen)...
2. ... naar rollenspel en constructieve activiteiten (wiskundig denken/handelen)
3. Van rollenspel en constructieve activiteiten naar bewuste leeractiviteit (denk – handelen en mathematiseren van de werkelijkheid)
Reken – wiskundeactiviteiten;
Rekenen op de computer met de methode. Op eigen tempo rekenen en uitdagen.
Fase 3; bewuste leeractiviteit (denk – handelen en mathematiseren van de werkelijkheid)
Spreken en luisteren:
Gesprekactiviteiten zijn activiteiten waarin kinderen samen met de leerkracht over bepaalde onderwerpen denken, praten, onderhandelen en elkaars ervaringen en meningen delen.
1. Van praten over concrete objecten en handelingen...
2. ... naar communicatie overstijgt het hier en nu
3. Van communicatie overstijgt het hier en nu naar persoonsgerichte communicatie
4. Van persoonsgerichte communicatie naar vaktaal
Spreken en luisteren; Kringgesprek
Fase 2 – 3; van communicatie overstijgt het hier en nu > persoonsgerichte communicatie
Lees- en schrijfactiviteiten:
Deze activiteiten hebben veel waarde voor kinderen. Lees- en schrijfactiviteiten zijn van belang om kinderen vertrouwd te maken met de geletterde maatschappij. Daarom zijn deze activiteiten ook altijd betekenisvol voor kinderen, het maakt het spel voor kinderen interessanter en rijker.
1. Van beginnende geletterdheid...
2. ... naar functionele geletterdheid; mondelinge taal
3. Van mondelinge taal naar functionele geletterdheid; tekstvaardigheid
4. Van tekstvaardigheid naar functionele geletterdheid; denken over taal
5. Van denken over taal naar schrijfvaardigheid
Lezen en schrijven; Schrijfoefeningen in boekje
Klikklakboekje tijdens instructie taal of planbord taal
Fase 4 – 5; van denken over taal > schrijfvaardigheid
Zone van naaste ontwikkeling
Spelen;
De leerlingen op de foto zijn bezig met een rolgebonden handeling waarbij een gezamenlijk geaccepteerd spelidee heerst. Zij spelen een balspel waarbij enkele regels zijn bepaald. De volgende fase van deze kernactiviteit is de bewuste leeractiviteit. De docent kan de leerlingen hier naartoe helpen door een spelactiviteit aan te bieden met een doel. Dit doel zal dan moeten worden gedeeld met de leerlingen, zodat zij bewust bezig kunnen zijn met de activiteit en kunnen letten op het behalen/nastreven van het doel.
Construeren;
De leerling op de foto is naar mijn mening al aanbeland in fase 5; het maken van precieze constructies. Volgens de kernactiviteiten is dit de laatste fase. Ik denk echter dat de opdracht die de leerling doet zinvoller kan worden gemaakt door er een doel aan te koppelen. De leerling zal dan beter begrijpen wat hij aan het doen is, waarom en hoe hij zichzelf kan verbeteren.
Reken – wiskundeactiviteiten;
Op deze foto zijn twee leerlingen op de computer aan het werk om hun kennis, tempo en vaardigheden te vergroten. Ze zijn bewust bezig met het rekenen en doen sommen op eigen niveau. De leerlingen zijn dus al in de eindfase van deze kernactiviteit beland. De docent kan de leerlingen nog verder helpen door bijvoorbeeld de lesstof meer te verbinden aan de methode op de computer en zo hun niveau sneller op te halen.
Spreken en luisteren;
In dit kringgesprek was de opdracht om in tweetallen het weekend te bespreken. De fase waarin ik denk dat deze kernactiviteit zich op dit moment bij veel leerlingen bevind is fase 2 – 3; de communicatie van de leerlingen overstijgt al wel het hier en nu (dus ook verhalen van buiten het klaslokaal en over het weekend worden verteld), maar of alle leerlingen ook al aan persoonsgerichte communicatie doen, is mij nog onduidelijk. Enkele leerlingen op de foto zijn nog erg “egocentrisch” gericht en vinden luisteren naar een ander lastig. Vragen stellen aan anderen is bij de groep ook nog heel moeilijk, dus hier zou mee geoefend kunnen worden door raadspelletjes.
Lezen en schrijven;
De leerlingen uit mijn stageklas zitten in groep 3 en zijn nu erg druk bezig met het leren lezen en schrijven. Helaas wil het schrijven nog niet zo vlot verlopen en heeft de docent besloten om een stap terug te doen in het schrijfproces en eerst de vloeiende schrijfbewegingen goed aan te leren. De leerlingen denken al goed na over taal en bij opdracht als het klikklakboekje is dit goed te zien. Hier moeten de leerlingen bepalen welke letter er aan het begin, midden en einde moet en hoe ze hier een goed woord van kunnen maken. Dit woord stempelen de leerlingen vervolgens met de goede letters. De docent kan de leerlingen verder helpen bij deze kernactiviteit door de leerlingen veel te laten oefenen met schrijfbewegingen, -patronen, de fijne motoriek en zodoende te komen bij de schrijfletters die midden groep 3 wel geschreven moeten worden.
Binnen deze activiteiten hebben kinderen een minder grote vrijheid van handelen dan tijdens de spelactiviteiten. Dit komt omdat de materialen en middelen om tot een product te komen, het handelen sturen. In tegenstelling tot de spelactiviteiten staat er bij het construeren een doel voor ogen, het te maken product.
1. Van manipuleren naar experimenteren
2. Van experimenteren naar ontdekken en benoemen
3. Van ontdekken en benoemen naar opzettelijk maken
4. Van opzettelijk maken naar producten voor spelverrijking
5. Van producten voor spelverrijking naar precieze constructies maken
Construeren; Kralenplank bij het planbord
Fase 5; het maken van precieze constructies
Reken – wiskundeactiviteiten:
Reken en wiskunde komen we dagelijks tegen in uiteenlopende situaties. Meten, tellen, klokkijken, vergelijken etc. zijn veel voorkomende handelingen. Ook tijdens de spelactiviteiten en constructieve activiteiten komt rekenen en wiskunde terug.
1. Van manipulerend spel (wiskunde verschuilt zich in het handelen)...
2. ... naar rollenspel en constructieve activiteiten (wiskundig denken/handelen)
3. Van rollenspel en constructieve activiteiten naar bewuste leeractiviteit (denk – handelen en mathematiseren van de werkelijkheid)
Reken – wiskundeactiviteiten;
Rekenen op de computer met de methode. Op eigen tempo rekenen en uitdagen.
Fase 3; bewuste leeractiviteit (denk – handelen en mathematiseren van de werkelijkheid)
Spreken en luisteren:
Gesprekactiviteiten zijn activiteiten waarin kinderen samen met de leerkracht over bepaalde onderwerpen denken, praten, onderhandelen en elkaars ervaringen en meningen delen.
1. Van praten over concrete objecten en handelingen...
2. ... naar communicatie overstijgt het hier en nu
3. Van communicatie overstijgt het hier en nu naar persoonsgerichte communicatie
4. Van persoonsgerichte communicatie naar vaktaal
Spreken en luisteren; Kringgesprek
Fase 2 – 3; van communicatie overstijgt het hier en nu > persoonsgerichte communicatie
Lees- en schrijfactiviteiten:
Deze activiteiten hebben veel waarde voor kinderen. Lees- en schrijfactiviteiten zijn van belang om kinderen vertrouwd te maken met de geletterde maatschappij. Daarom zijn deze activiteiten ook altijd betekenisvol voor kinderen, het maakt het spel voor kinderen interessanter en rijker.
1. Van beginnende geletterdheid...
2. ... naar functionele geletterdheid; mondelinge taal
3. Van mondelinge taal naar functionele geletterdheid; tekstvaardigheid
4. Van tekstvaardigheid naar functionele geletterdheid; denken over taal
5. Van denken over taal naar schrijfvaardigheid
Lezen en schrijven; Schrijfoefeningen in boekje
Klikklakboekje tijdens instructie taal of planbord taal
Fase 4 – 5; van denken over taal > schrijfvaardigheid
Zone van naaste ontwikkeling
Spelen;
De leerlingen op de foto zijn bezig met een rolgebonden handeling waarbij een gezamenlijk geaccepteerd spelidee heerst. Zij spelen een balspel waarbij enkele regels zijn bepaald. De volgende fase van deze kernactiviteit is de bewuste leeractiviteit. De docent kan de leerlingen hier naartoe helpen door een spelactiviteit aan te bieden met een doel. Dit doel zal dan moeten worden gedeeld met de leerlingen, zodat zij bewust bezig kunnen zijn met de activiteit en kunnen letten op het behalen/nastreven van het doel.
Construeren;
De leerling op de foto is naar mijn mening al aanbeland in fase 5; het maken van precieze constructies. Volgens de kernactiviteiten is dit de laatste fase. Ik denk echter dat de opdracht die de leerling doet zinvoller kan worden gemaakt door er een doel aan te koppelen. De leerling zal dan beter begrijpen wat hij aan het doen is, waarom en hoe hij zichzelf kan verbeteren.
Reken – wiskundeactiviteiten;
Op deze foto zijn twee leerlingen op de computer aan het werk om hun kennis, tempo en vaardigheden te vergroten. Ze zijn bewust bezig met het rekenen en doen sommen op eigen niveau. De leerlingen zijn dus al in de eindfase van deze kernactiviteit beland. De docent kan de leerlingen nog verder helpen door bijvoorbeeld de lesstof meer te verbinden aan de methode op de computer en zo hun niveau sneller op te halen.
Spreken en luisteren;
In dit kringgesprek was de opdracht om in tweetallen het weekend te bespreken. De fase waarin ik denk dat deze kernactiviteit zich op dit moment bij veel leerlingen bevind is fase 2 – 3; de communicatie van de leerlingen overstijgt al wel het hier en nu (dus ook verhalen van buiten het klaslokaal en over het weekend worden verteld), maar of alle leerlingen ook al aan persoonsgerichte communicatie doen, is mij nog onduidelijk. Enkele leerlingen op de foto zijn nog erg “egocentrisch” gericht en vinden luisteren naar een ander lastig. Vragen stellen aan anderen is bij de groep ook nog heel moeilijk, dus hier zou mee geoefend kunnen worden door raadspelletjes.
Lezen en schrijven;
De leerlingen uit mijn stageklas zitten in groep 3 en zijn nu erg druk bezig met het leren lezen en schrijven. Helaas wil het schrijven nog niet zo vlot verlopen en heeft de docent besloten om een stap terug te doen in het schrijfproces en eerst de vloeiende schrijfbewegingen goed aan te leren. De leerlingen denken al goed na over taal en bij opdracht als het klikklakboekje is dit goed te zien. Hier moeten de leerlingen bepalen welke letter er aan het begin, midden en einde moet en hoe ze hier een goed woord van kunnen maken. Dit woord stempelen de leerlingen vervolgens met de goede letters. De docent kan de leerlingen verder helpen bij deze kernactiviteit door de leerlingen veel te laten oefenen met schrijfbewegingen, -patronen, de fijne motoriek en zodoende te komen bij de schrijfletters die midden groep 3 wel geschreven moeten worden.
Observaties en onderwijsconcept
Vanuit het artikel “Observaties en onderwijsconcept” heb ik de volgende vragen kunnen beantwoorden.
Vanuit het artikel “Observaties en onderwijsconcept” heb ik de volgende vragen kunnen beantwoorden.
Hoe zijn de verschillende basale ontwikkelingsbehoeften – de basiskenmerken – in het verslag van Peter beschreven? Geef enkele voorbeelden.
De docent die Peter heeft geobserveerd spreekt in het verslag over de basiskenmerken. Deze basiskenmerken zijn verpakt in zinnen als; “Peter is niet emotioneel vrij, maar is ingeklemd in zijn emoties en ervaringen.” Ook lees je tussen de regels door dat Peter weinig zelfvertrouwen heeft en dat hij nog niet nieuwsgierig is naar de wereld om hem heen. “Hij neemt een afwachtende en volgzame houding aan en slechts op het moment dat hij koppig gedrag vertoont, laat hij een stukje ‘zelf’ zien.” Peter vindt nieuwe activiteiten of situaties eng en durft de confrontatie nog niet aan te gaan.
De docent die Peter heeft geobserveerd spreekt in het verslag over de basiskenmerken. Deze basiskenmerken zijn verpakt in zinnen als; “Peter is niet emotioneel vrij, maar is ingeklemd in zijn emoties en ervaringen.” Ook lees je tussen de regels door dat Peter weinig zelfvertrouwen heeft en dat hij nog niet nieuwsgierig is naar de wereld om hem heen. “Hij neemt een afwachtende en volgzame houding aan en slechts op het moment dat hij koppig gedrag vertoont, laat hij een stukje ‘zelf’ zien.” Peter vindt nieuwe activiteiten of situaties eng en durft de confrontatie nog niet aan te gaan.
Welke aspecten van de brede ontwikkeling staan in het verslag van Peter (zie cirkel van basisontwikkeling)?
De observatie van Peter spreekt van weinig initiatief om de wereld te verkennen, zijn belevingswereld is de wereld die Peter momenteel verkent. Peter speelt naast leerlingen en niet met leerlingen. “Zelf neemt hij weinig initiatief om iets te kiezen of met een ander te spelen.” Ook vindt Peter het moeilijk om zich dingen te verbeelden en zodoende een spel te spelen in bijvoorbeeld de poppenhoek. Het uiten en vormgeven van zijn verbeelding doet Peter nog niet; “In de spelontwikkeling komt nog nauwelijks verbeeldend spel voor.” (…) “Hij puzzelt graag en maakt puzzels met concrete, herkenbare voorstelling.” Peter communiceert niet of nauwelijks met andere leerlingen en “spreekt korte, eenvoudige zinnen”. Echter gaat deze communicatieve ontwikkeling vooruit; “Peter spreekt soms spontaan tegen andere kinderen”. Peter is nog niet zelfstandig en hangt nog erg aan de juf. “Concrete, bekende doe-activiteiten kan hij wel zelfstandig uitvoeren, maar bij onbekende of ingewikkelde activiteiten valt hij terug op de volwassene.”
De observatie van Peter spreekt van weinig initiatief om de wereld te verkennen, zijn belevingswereld is de wereld die Peter momenteel verkent. Peter speelt naast leerlingen en niet met leerlingen. “Zelf neemt hij weinig initiatief om iets te kiezen of met een ander te spelen.” Ook vindt Peter het moeilijk om zich dingen te verbeelden en zodoende een spel te spelen in bijvoorbeeld de poppenhoek. Het uiten en vormgeven van zijn verbeelding doet Peter nog niet; “In de spelontwikkeling komt nog nauwelijks verbeeldend spel voor.” (…) “Hij puzzelt graag en maakt puzzels met concrete, herkenbare voorstelling.” Peter communiceert niet of nauwelijks met andere leerlingen en “spreekt korte, eenvoudige zinnen”. Echter gaat deze communicatieve ontwikkeling vooruit; “Peter spreekt soms spontaan tegen andere kinderen”. Peter is nog niet zelfstandig en hangt nog erg aan de juf. “Concrete, bekende doe-activiteiten kan hij wel zelfstandig uitvoeren, maar bij onbekende of ingewikkelde activiteiten valt hij terug op de volwassene.”
Welke aspecten van de specifieke kennis en vaardigheden (buitenste cirkel) staan in de verslag beschreven?
De docent heeft het in de observatie over een “beperkte woordenschat”. Hierdoor kunnen de sociale vaardigheden van Peter zich beperken. “Peter begint belangstelling voor boekjes te krijgen”; en dus voor het geschreven en gedrukte woord. Ook tijdens het voorlezen is hij aandachtig. Zijn motoriek wordt geoefend door het bouwen met blokken, hier heeft hij geen moeite mee. Peter is zich bewust van zijn ruimtelijke oriĆ«ntatie, maar de oriĆ«ntatie van tijd is nog heel moeilijk. “Tijd geeft hem nog weinig houvast en veiligheid.”
De docent heeft het in de observatie over een “beperkte woordenschat”. Hierdoor kunnen de sociale vaardigheden van Peter zich beperken. “Peter begint belangstelling voor boekjes te krijgen”; en dus voor het geschreven en gedrukte woord. Ook tijdens het voorlezen is hij aandachtig. Zijn motoriek wordt geoefend door het bouwen met blokken, hier heeft hij geen moeite mee. Peter is zich bewust van zijn ruimtelijke oriĆ«ntatie, maar de oriĆ«ntatie van tijd is nog heel moeilijk. “Tijd geeft hem nog weinig houvast en veiligheid.”
Is er in de verslaglegging samenhang waarneembaar? Geef een voorbeeld.
De samenhang in deze observatie zijn de sprongen binnen de cirkel van basisontwikkeling. De docent begint bij de basiskenmerken en gaat via de brede ontwikkeling naar het beschrijven van de specifieke vaardigheden. De cirkel werkt van binnen naar buiten en van buiten naar binnen en in de observatie is deze samenhang ook te zien. “Hij neemt nog weinig initiatieven in het maken van contact. Hij neemt een afwachtende en volgzame houding aan en slechts op het moment dat hij koppig gedrag vertoont, laat hij een stukje ‘zelf’ zien.” De docent spreekt in deze zinnen van basiskenmerken; zelfvertrouwen en emotioneel vrij zijn, van de brede ontwikkeling; initiatieven nemen en samen spelen, en zelfs van specifieke vaardigheden; sociale vaardigheden.
De samenhang in deze observatie zijn de sprongen binnen de cirkel van basisontwikkeling. De docent begint bij de basiskenmerken en gaat via de brede ontwikkeling naar het beschrijven van de specifieke vaardigheden. De cirkel werkt van binnen naar buiten en van buiten naar binnen en in de observatie is deze samenhang ook te zien. “Hij neemt nog weinig initiatieven in het maken van contact. Hij neemt een afwachtende en volgzame houding aan en slechts op het moment dat hij koppig gedrag vertoont, laat hij een stukje ‘zelf’ zien.” De docent spreekt in deze zinnen van basiskenmerken; zelfvertrouwen en emotioneel vrij zijn, van de brede ontwikkeling; initiatieven nemen en samen spelen, en zelfs van specifieke vaardigheden; sociale vaardigheden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten